Circulaire economie small

Circulair ondernemen: makkelijker gezegd dan gedaan?

Als het op recycleren aankomt, zijn we in België bij de koplopers. In 2019 werd per inwoner 334 kg selectief afval ingezameld en 143 kg restafval. Maar wat gebeurt er met dat afval? Wordt het verbrand of wordt het gebruikt als grondstof voor nieuwe producten? En hoe zit het met dat circulair ondernemen?
Hieronder alvast vier inspirerende voorbeelden van hoe het beter kan op het vlak van circulair ondernemen en een verantwoorde productie en consumptie.

Duurzame koffie

Bij Beyers koffie in Puurs worden jaarlijks meer dan 22.000 ton koffiebonen gebrand, ingepakt en wereldwijd gedistribueerd. Goed voor in totaal meer dan drie miljard kopjes koffie. Beyers koffie gaat er prat op dat elk kopje dat de fabriek verlaat, klimaatneutraal geproduceerd is. De meest recent geïnstalleerde koffiebrander werkt met een warmterecuperatiesysteem waardoor het gasverbruik lager is. De uitstoot die er nog rest, wordt door Beyers koffie gecompenseerd met de aankoop van CO²-certificaten. Er wordt ook eigen groene elektriciteit geproduceerd. Het dak van de nieuwe fabriekshal en het dak van de aangrenzende hal worden bedekt met 2.500m² zonnepanelen. Tenslotte is duurzaamheid erg belangrijk. Zo vind je op een deel van de verpakkingen een QR-code terug. “Het project heet ‘farmer connect’. Langs die weg kan je perfect zien vanwaar de koffie komt en welke weg die heeft afgelegd voor hij in je koffiezetapparaat komt. Vermits koffie bijna uitsluitend in ontwikkelingslanden wordt geteeld, heeft de koffiehandel een positieve impact op de werk- en leefomstandigheden van de plaatselijke koffieboeren en hun families. Vandaag draagt meer dan 60% van de totale hoeveelheid het label van duurzame koffie”, legt Marketing & Sustainability manager Frederic Janssens uit.

 

Duurzame koffie bij Beyers (foto: Dirk Vertommen)

De properste jeansbroeken ter wereld
Ongeveer 7.000 liter water en een hoop chemicaliën: dat heb je nodig voor de productie van een jeansbroek. “De meeste mensen beseffen het niet, maar een jeansbroek is zowat het vuilste product dat je in je kast hebt liggen”, zegt Lander Desmedt, CEO van het modelabel HNST; een afkorting van het Engelse woord honest (eerlijk). In plaats van 7.000 liter water gebruikt HNST maar 361 liter voor de productie van een jeansbroek. Als basis voor hun jeansbroeken gebruikt men… jeansbroeken en katoenafval.
“We werken samen met de Belgische kringwinkels. Alles wat te versleten is om nog te verkopen, halen wij op”, legt Desmedt uit. “Die oude jeansbroeken worden vermalen tot katoenpluis waarvan we samen met Tencel, een vezel afkomstig van eucalyptusbomen, nieuw garen maken. Dat garen is de basis voor stofdoeken die dan de typische indigokleur krijgen. Daar gebruiken we geen chemicaliën voor. In plaats daarvan hechten we de kleur aan de vezels met elektriciteit. Onze partner in Portugal maakt vervolgens de broeken zelf. De washings, om de broeken de typische kleurschakering van jeans te geven, gebeuren met zogenaamde ‘nanobubbels’. Dat proces werkt voornamelijk met lucht in plaats van water.” HNST gaat heel ver op het vlak van duurzaamheid. Zo worden er geen klinknagels gebruikt, zijn de knopen afschroefbaar en dus herbruikbaar en zitten er geen labels of etiketten aan de broek. Alle nodige informatie wordt rechtstreeks op de binnenzakken gedrukt. En wie een HNST-jeans koopt betaalt 15 euro statiegeld. Dat krijg je terug als je de versleten jeans terug binnenbrengt.

Lander Desmedt van HNST jeans

Circulair concept
Bij Dox in Lier maakt men meubels voor scholen en bedrijven. Zaakvoerster Inge Nuyens ontwikkelde als eerste een circulair concept voor die scholen en bedrijven. Daardoor kan het interieur op regelmatige basis aangepast worden zonder dat de meubels die vervangen worden naar het afval gaan. “Dat kan uiteraard alleen als je vertrekt van kwalitatieve producten. Onze meubels zijn gemaakt van inlands hout en gaan minstens 40 jaar mee.”

Hoe het circulair concept werkt? “We noemen het schoolinrichting-as-a-service”, legt Nuyens uit. “Zeker in scholen is het budget voor de inrichting vaak beperkt. Nochtans is de tendens dat men onderwijsvernieuwing steeds meer wil faciliteren. Dat betekent dat de inrichting een steeds belangrijkere rol gaat spelen in het leerproces. We wilden de scholen ontzorgen zodat ze al hun tijd in pedagogie kunnen investeren. Onze oplossing is dus inrichting-as-a-service. Dat betekent dat scholen een maandelijks bedrag beschikbaar stellen voor hun meubilair. Ze betalen dus voor het gebruik ervan, maar het wordt niet hun eigendom. Als de noden of de leeromgeving wijzigen kunnen we bepaalde meubelen terugnemen en vervangen door andere. De teruggenomen objecten, die nog steeds van prima kwaliteit zijn, kunnen dan weer dienen voor andere scholen of kantoren. Bovendien aan een erg toegankelijke prijs.”

Inge Nuyens van Dox

Oesterzwammen op koffiegruis
Coflab, zo heet de eerste oesterzwammenkwekerij van Mechelen. Die oesterzwammen wil men kweken op koffiegruis van de stad, van scholen en van horecazaken. “Slechts 2% van een koffieboon belandt werkelijk in een kopje koffie, er gaat dus heel wat verloren”, zegt initiatiefneemster Berit Van den Bussche. “Nochtans kan je met het koffiegruis heel wat doen. Je kan er onder andere biobrandstof, cosmetica en zelfs textiel voor lingerie van maken. En je kan er dus ook oesterzwammen op kweken.”
Het koffiegruis wordt in emmers vermengd met bermgewassen. Die emmers worden in kweektenten geplaatst die gemaakt zijn van restmateriaal uit drukkerijen. Na enkele weken komen de oesterzwammen tevoorschijn. Per tien kilo koffiegruis kan je ongeveer één kilo oesterzwammen kweken.
“We halen het koffiegruis op bij horecazaken, in scholen, rusthuizen en bij de stad”, zegt Berit Van den Bussche. “Daar kunnen we heel wat oesterzwammen op kweken die we vervolgens verkopen aan de lokale handel en horeca.”

Coflab haalt koffiegruis op bij de horeca, scholen en de stad.