Robin Bruninx Encon

Bruninx vs Brouns: battle over windturbines

Minister van Omgeving Jo Brouns wil nieuwe afstandsregels invoeren die het bouwen van zeer hoge windmolens enorm lastig maken. "Niet alleen staat dit plan juridisch op losse schroeven, het is ook een slechte zaak voor de economische ontwikkeling van Vlaanderen", zegt Robin Bruninx van Encon, het Bilzerse bedrijf dat ondernemingen begeleidt bij hun duurzaamheidstransitie.

Windmolens van meer dan 200 meter hoog zullen in de toekomst op minstens drie keer hun tiphoogte moeten staan van het dichtstbijzijnde huis. Een molen van bijvoorbeeld 220 meter zal zich dus op minstens 660 meter moeten bevinden van de meest nabijgelegen woning. Met dit voorstel wil minister Brouns een signaal sturen naar ‘de sector’ om op zoek te gaan naar locaties met meer ruimte, zoals industriegebieden.

“Als bedrijf met 15 jaar ervaring op vlak van vergunningstrajecten van windturbines, zien we vooral tegenstrijdige signalen vanuit de Vlaamse regering”, reageert Robin Bruninx op het voorstel. “Die lijkt de laatste tijd warm en koud tegelijk te blazen: met maatregelen die de sector aan de ene kant stimuleren (zoals groenestroomcertificaten), maar aan de andere kant belemmeren door afstandsregels als deze. Hoe valt dit te rijmen met haar eigen doelstelling om onshore windenergie op te trekken naar 2,8 gigawatt tegen 2030?”

Vertragingsmanoeuvre

Bruninx heeft dus bedenkingen. “Dit voorstel voor minimumafstanden is niet uniek in Europa, maar roept wel vragen op over de effectiviteit. Daar zijn velerlei redenen voor. Zo is er bijvoorbeeld een Europese directieve die stelt dat windenergie van hoger algemeen belang is. In een juridische procedure wordt hiermee rekening gehouden en heeft deze voorrang op de voorgestelde afstandregels. Het grote probleem bij deze hele procedure is echter dat ze enorm veel geld en tijd kost. Waardoor het initiatief van de minister gereduceerd wordt tot weinig meer dan een soort ad hoc vertragingsmanoeuvre.”

Niet mals voor Melissa
En niet alleen Brouns heeft de boter gegeten. “Minister van Klimaat Melissa Depraetere (Vooruit) denkt dat de maatregel van minister Brouns tot minder vergunningsbetwistingen zal leiden en dus net tot méér windmolens. Die stelling durven wij ten zéérste in twijfel trekken”, stelt de baas van Encon. “Vind in het volgebouwde Vlaanderen nog maar eens een plek waar minstens zeshonderd meter rondom geen huis staat. Dat is quasi onmogelijk.”

“Niet mooi”

En dat is niet alles. “Zelfs het bouwen van kleine windmolens is vandaag een uitputtende procedureslag geworden”, aldus nog Robin Bruninx. “Het wordt door allerhande actiecomités met alle mogelijke middelen geboycot. Wanneer wij bijvoorbeeld een windmolentraject in Limburg begeleiden, worden er gegarandeerd bezwaarschriften ingediend door inwoners van West- en Oost-Vlaanderen of Antwerpen. Niet omdat ze ook maar in de verste verte ooit met de molen te maken zullen krijgen, maar puur uit principe of om esthetische redenen. Ze zijn tegen windenergie of een windmolen is ‘niet mooi’, dus mag hij er niet komen…”

Slagschaduw
“De procedures duren nu al zo lang, net omdat er vandaag al zeer strenge regels (strenger dan in andere regio’s) zijn rond lawaaihinder en slagschaduw. Alle windmolens samen mogen bijvoorbeeld maximaal acht uur per jaar slagschaduw op een binnenruimte van een woning produceren. En die regel zal ook onverminderd gelden voor zeer hoge molens. Meer zelfs: in veel gevallen is de lawaaihinder van een hoge molen net kleiner dan van een lager exemplaar. Bovendien is de opmars van hoge windmolens niet te stuiten. Kleinere turbines worden uitgefaseerd omdat ze veel minder renderen. Om dezelfde opbrengst te hebben als met hoge molens zou je er dus veel meer van moeten neerpoten. Net het omgekeerde van wat de mensen willen. Dit principe werd jarenlang gehanteerd: liever een grote turbine dan meerdere kleinere exemplaren. Net dat principe gooit de Vlaamse regering nu overboord.”

Commerciële troef

De argumenten zijn nog niet op: “Als we binnen de afgesproken termijnen aan onze duurzaamheidsdoelstellingen willen voldoen, hebben we deze molens broodnodig”, waarschuwt Bruninx. “Waterkracht en biomassa volstaan niet, en voor het bouwen van een nieuwe kerncentrale mag je op meer dan twintig jaar rekenen. We zullen onze economie dus van voldoende én betaalbare energie moeten voorzien via de wind en de zon. Voor veel bedrijven is het benutten van 100% groene energie zelfs een strategische en commerciële troefkaart geworden. Zij willen enkel nog duurzame energie. En als ze die in Vlaanderen niet vinden, zoeken ze die elders. Om nog maar te zwijgen van het belang van onze onafhankelijkheid op vlak van energie ten opzichte van internationale grootmachten in deze woelige geopolitieke context. Waarom zien we niet dezelfde reflex als bij de energietransitie als bij defensie? Daar worden de gunningsprocedures net vereenvoudigd.”

En hij besluit: “Daarom bij deze een warm signaal, vanuit de sector. Laten we geen tijd verliezen en samenwerken, met beleid en maatschappij. En doordachte beslissingen nemen, op basis van een representatief onderzoek naar het draagvlak in Vlaanderen. Waar liggen de verschillende stakeholders wakker van? Waar zitten de opportuniteiten? Er is geluisterd naar de luide minderheid… Laten we nu ook een stem geven aan de stille(re) meerderheid.”