Jos Vaessen: “SALK is dweilen met de kraan open”

Jos Vaessen heeft op TV Limburg zijn visie gegeven over de verdeling van de SALK-middelen en de prioriteiten die de politiek zou moeten leggen.

Vooreerst werd zijn mening gevraagd over de erkenning van Limburg als 'ontwrichte zone', waardoor ondernemers met nieuwe investeringen kunnen rekenen op fiscale tegemoetkomingen. “Uiteraard kan ik dat alleen toejuichen. Ieder initiatief dat genomen wordt om nieuwe tewerkstelling naar Limburg te halen, kan ik alleen toejuichen,” stelt Jos Vaessen. Hij vindt vooral dat die ontwrichte zones iets moeten betekenen tegen de hoge loonlasten. “Bijvoorbeeld: we hebben een paneelradiatorenfabriek in België en eentje in Nederland. Iedere paneelradiator die ik in Nederland maak, is 3,65 euro goedkoper dan dezelfde radiator in België. U begrijpt dat ik vroeg of laat naar een oplossing moet zoeken,” aldus Vaessen.

josvaessenMaar er is meer nodig, vindt de Limburgse industrieel. We moeten niet alleen proberen om de investeringen naar Limburg te lokken, maar vooral de industrie die hier vandaag al is, hier te houden. “Ook mijn bedrijven verliezen iedere dag aan bestellingen aan bedrijven uit de omringende landen. Uit Nederland, Duitsland of Frankrijk. We verliezen iedere dag bestellingen, dat wil zeggen dat de tewerkstelling in die bedrijven ook bedreigd en ik lees met geen enkel woord iets in het SALK wat men gaat doen om eventueel de competitiviteit van die bestaande bedrijven te verhogen. Daar lees ik niks van. Wat heeft het voor zin om met iets nieuws te beginnen, als op hetzelfde moment andere bedrijven moeten afbouwen? Men noemt dat dan figuurlijk dweilen met de kraan open,” stelt Vaessen.

Vaessen vreest ook dat veel geld uit het SALK niet goed benut zal worden. “Als er geld verdeeld wordt, staan de aasgieren klaar om er iets van mee te pakken. Ik lees ook dat sommige politici, die waarschijnlijk belangen hebben in een of andere sector, daar geld naartoe willen graaien en dat vind ik een beetje betreurenswaardig. Het moet vooral naar de industriële sectoren gaan.”