Sorry-Closed-1

Oost-Vlaanderen houdt best stand in COVID-19 crisis, maar relance nog niet gestart

Oost-Vlaanderen houdt het best stand inzake achteruitgang tewerkstelling. Dat blijkt uit de meest actuele loongegevens van HR-dienstenverlener SD Worx. Vooral bedrijven in tuinonderhoud en groentenconserven en -diepvries doen het in april beter dan in maart, net als bijvoorbeeld de garagebedrijven na de paasvakantie. Bedrijven met arbeiders blijven het zwaarst getroffen. In de top 10 van de meest getroffen sectoren zitten bovendien veel kmo’s. 

SD Worx bekijkt sinds maart hoe het percentage ‘gewerkte dagen’ evolueert van maand tot maand en ontwikkelt de ‘Employment Tracker’ om de impact op de Belgische arbeidsmarkt weer te geven. Bart Pollentier, directeur van het kenniscentrum van SD Worx: “Als we de maand april bekijken, dan zien we dat de tewerkstelling in de provincies Oost-Vlaanderen en Brussel het best stand houdt met respectievelijk 65 en 63%. In Vlaanderen kent Limburg de laagste activiteitsgraad (52%).”

“Telewerk blijft ongetwijfeld een belangrijke positieve factor in sectoren en bedrijven met veel bedienden. Bij bedienden ligt de activiteit in april ongeveer een zesde (16%) onder die van vorig jaar. Bij arbeiders bedraagt het verschil ongeveer het dubbele, namelijk 36%. Ook daar moet de relance echt nog op gang komen, met uitzondering van de voedingsbedrijven, waar de motor niet is stilgevallen. April is natuurlijk nog te vroeg om al een relance waar te nemen, behalve dan voor de garagebedrijven, dienstverlening aan bedrijven en non-ferroindustrie na de paasvakantie. Ook de bedrijven in tuinonderhoud en groentenconserven en -diepvries doen het in april beter dan in maart.“

Arbeiders blijven het meest getroffen

Sinds februari is de gemiddelde activiteitsgraad door de coronacrisis sterk gedaald: van 84% tot 60%. Bij bedienden is dat van 85% in februari naar 66% in april. Bij arbeiders is de terugval het sterkst: van 81% naar 49%.

In maart lag het percentage gewerkte dagen voor arbeiders en bedienden respectievelijk 20% en 6% onder het niveau van vorig jaar. In april is dit opgelopen tot respectievelijk 36% en 16%.

Tijdelijke werkoosheid

In april is het aantal gewerkte dagen achteruit gegaan ten opzichte van maart, met 60% gewerkte dagen in april tegenover 75% in maart. Dit is zo’n 23% minder dan zelfde periode vorig jaar (78%). Vooral de tijdelijke werkloosheid was hier de oorzaak van: die steeg in april naar 22% gemiddeld. Voor arbeiders steeg dit naar maar liefst 15% om dan nog eens te verdubbelen in april tot 33%. Voor bedienden liep de werkloosheid op van 5,6% naar 16%.

In april is het kortdurend ziekteverzuimpercentage (minder dan 1 maand) gedaald. Het middellang ziekteverzuim (tussen 1 maand en 1 jaar) ligt bij  arbeiders op 4,8%. Ook bij bedienden (2,6%) ligt dit hoger dan vorig jaar.

Vertraging in vakantie

Wettelijke vakantie wordt ten tijde van corona uitgesteld. In april werd slechts 6,8% wettelijke vakantie opgenomen ten opzichte van de totale te werken dagen. Bij arbeiders was dat zelfs maar 4,10%. Dat ligt zo’n 30% lager voor bedienden en zelfs 40% lager bij arbeiders dan het jaar voordien.