wout-en-emiel-genvision Genvision-oprichters Wout Stienaers (links) en Emiel Cockx (rechts).

DOSSIER. Leuvense Emiel (25) bindt vanuit New York strijd aan met CO2-uitstoot: “Die think big-mentaliteit is toch wel iets dat ik mis in België”

LEUVEN - NEW YORK - De Leuvense Emiel Cockx mag dan nog maar 25 lentes jong zijn, toch maakt de burgerlijk ingenieur-architect van opleiding samen met zijn partner in crime Wout Stienaers sinds een jaar zijn Amerikaanse droom waar. Schipperend tussen de studentenstad aan de Dijle en New York gaat de jonge ondernemer met zijn start-up Genvision de CO2-uitstoot van bedrijven te lijf. "Plots kwam ik in een wereld terecht waarin alles mogelijk lijkt. Dat was een grote shock, maar op een bijzonder positieve manier.”

Emiel is, net als zijn medeoprichter Wout, opgegroeid in Leuven. “We kennen elkaar al vanaf dat we drie jaar oud waren”, begint het verhaal van waar onbewust misschien al een zaadje is geplant voor hun American dream. Op zijn 18e trok hij, net als vele andere leeftijdsgenoten, vol ambitie naar de Leuvense universiteit, waar hij burgerlijk ingenieur-architect studeerde, en dat gecombineerd met een cello-opleiding in Brussel. Om zijn master te voltooien is hij echter veel verdere oorden gaan opzoeken, meer bepaald die van de Amerikaanse stad Berkeley, aan de universiteit van Californië. “Daar heb ik onderzoek gedaan naar artificiële intelligentie en hoe we natuur in 3D kunnen voorstellen. Nadat ik mijn studies had afgerond, heb ik, samen met mijn compagnon de route Wout Stienaers, Genvision opgestart. Dat is intussen een jaar geleden.”

LEES OOK. DOSSIER. Dessels koppel biedt rust aan tussen de Franse uilen

CO2-neutraal met AI

De onvermijdelijke klimaatopwarming oefent meer dan ooit een invloed uit op de manier waarop bedrijfsleiders hun onderneming aansturen. “Opeens willen een heleboel bedrijven CO2-neutraal worden”, stelt Emiel vast. “Dat doen ze veelal door hun jaarlijkse uitstoot te compenseren door projecten te steunen die bijvoorbeeld bossen aanplanten of bossen beschermen. Op die manier proberen firma’s evenveel CO2 uit de lucht te halen dan dat ze hebben uitgestoten. De vraag naar zulke projecten is de laatste jaren werkelijk aan het ontploffen”, klinkt het.

“Om te weten te komen hoeveel bos er nodig is om als bedrijf te kunnen compenseren, is het cruciaal om exact te kunnen meten hoeveel CO2 een bos juist opneemt”, weet Emiel. “Vandaag gebeurt dit nog volledig manueel, waarbij men met een meetlint elke boom één voor één gaat opmeten. Dat is erg tijdrovend en bovendien kost deze manier van werken handenvol geld”, legt hij uit.

Om dat probleem bij de lurven te grijpen, hebben de heren in Leuven Genvision opgericht met de bedoeling om op een zo efficiënt mogelijke manier de hoeveelheid CO2 op te meten die de natuur opneemt, waarbij ze proberen om de kost zo laag mogelijk te houden. “Concreet hebben we een technologische oplossing bedacht waarbij we op basis van satellietbeelden al de nodige factoren in kaart kunnen brengen om de precieze hoeveelheid opgenomen CO2 te kunnen bepalen”, vertelt Emiel Cockx, CEO en medeoprichter van de Amerikaans-Belgische start-up. “Die beelden worden op hun beurt geanalyseerd met behulp van artificiële intelligentie. Zo meten we onder meer de boomsoort en de grootte. En dat zonder dat we een voet in het betreffende bos hoeven te zetten.”

“Met Genvision bieden we die verzamelde data aan als een soort jaarlijkse subscriptie-service. Onze voornaamste klanten zijn bedrijven die bosplant -en beschermingsprojecten opstarten en verkopen waaronder de Belgische firma Go Forest. Daarnaast werken we samen met overheden. Momenteel slaan we de handen in elkaar met Future Proved, waarbij we mogelijks binnenkort voor de hele provincie Limburg de CO2-opname van bossen gaan berekenen.”

LEES OOK. DOSSIER: Steenkapper geeft zaak in Rijkevorsel op en start met kasteelhotel in Aquitanië: “Ik wilde dit doen voor mijn vijftigste”

 

 

“Amerikanen blazen alles graag op. Niets is onmogelijk en dat laten ze ook hard uitschijnen.”

EMIEL COCKX

Jullie hebben allebei wortels in Leuven. Hoe ben je dan in de VS verzeild geraakt?

“Tijdens mijn studententijd pendelde ik voortdurend tussen Leuven en Brussel. Dat was erg vermoeiend. Daarenboven was de burgerlijk ingenieur-architectuurstudie volledig losstaand van de muziekopleiding en dat maakte het moeilijk om beide zaken te combineren. Hier in België denken we vaak heel klein en doet iedereen zijn eigen ding. Daar had ik best wel moeite mee.”

“Op een gegeven moment hoorde ik van een aantal universiteiten in Amerika waar er veel meer dan in België aan multidisciplinair onderzoek wordt gedaan en verschillende faculteiten worden samengevoegd. Zo ben ik uiteindelijk uitgekomen bij UC Berkeley, die tot de top vijf architectuuropleidingen ter wereld behoort. Vlak daarnaast is het muziekdepartement gelegen, wat het een stuk eenvoudiger maakte om voor beide passies te gaan. Door een tijdje op een boogscheut van Silicon Valley te vertoeven, kreeg ik stilaan de ondernemersmicrobe te pakken en geraakte ik meer en meer geboeid door technologie en AI.”

Was de cultuurshock groot?

“Ja, toch wel. Ik was nog nooit in de States geweest. Daar heerst toch een heel andere manier van denken. Waar ik vooral positief door ben verrast, is het feit dat er in de VS veel meer mogelijkheden zijn. Je wordt erg gestimuleerd om groot te denken, kansen te nemen, ideeën op te werpen, professoren of mensen uit het werkveld aan te spreken en hen om hulp te vragen of zelfs op de man af te vragen of ze eventueel willen investeren in jouw businessplan. Dat think big-gegeven is toch wel iets dat ik mis in België. Bij ons wordt zulke spontaniteit bijna bezoedeld. ‘Doe gewoon jouw eigen ding, blijf vooral klein’. Totaal het tegenovergestelde motto dus. Dat Amerikaanse denken voelde heel bevrijdend omdat ik heel graag met grote projecten bezig was en dingen wou opzetten. Plots kwam ik in een wereld terecht waarin alles mogelijk lijkt. Dat was een grote shock, maar op een bijzonder positieve manier.”

LEES OOK. DOSSIER. Freddy (63) baat twee horecazaken uit en verdeelt Belgisch bier in Thailand: “Ik liep verloren in België”

Wat zijn de grootste verschillen tussen werken in de VS en België?

“Het cliché dat over de VS bestaat, klopt wel in zekere mate. In Amerika, zeker in de start-up community, heerst er een echte hustle-cultuur. Ze leven om te werken. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat zijn ze druk in de weer met van alles en nog wat. Een Amerikaan ziet het nut van rusten gewoonweg niet in. Van tussendoor even genieten, is er nauwelijks sprake. Als je daar vijf of tien dagen vakantie opneemt, dat vinden zij al behoorlijk veel. Dit geldt ook voor studenten. Terwijl wij tijdens de examenperiode verlangen om enkele weken te genieten van de zon, beginnen Amerikaanse studenten twee dagen na het afwerken van hun laatste examen bij een bedrijf om er gedurende drie à vier maanden stage te lopen. Dat doen ze om hun cv aan te dikken in de hoop om zo snel mogelijk op de professionele ladder te kunnen klimmen. ‘Stilzitten’ staat niet in het woordenboek van de gemiddelde Amerikaan, zeker hier in New York merk je dat aan den lijve.”

“In België daarentegen werken wij met vaste werkschema’s en stoppen wij effectief met werken tegen 18 u. Ook in het weekend werken wij bewust niet zodat wij met een fris hoofd de volgende werkdag kunnen aanvatten. Dat wordt niet echt geapprecieerd in de VS. Verder geloven ze sterk in het The sky is the limit-principe. Amerikanen blazen alles graag op. Niets is onmogelijk en dat laten ze ook hard uitschijnen.”

LEES OOK. Onderneemster Evelyn Stremersch (39) ruilde de kerktoren van Kemzeke voor de Burj Khalifa in Dubai: “Hier willen ze altijd nummer 1 zijn”

“Het is dan fijn om geregeld terug in eigen land te zijn en samen te kunnen werken met ongelooflijk getalenteerde mensen die tegelijkertijd met hun voeten op de grond blijven en de dingen met wat meer zin voor realisme benaderen. Belgen weten heel goed wat er vandaag mogelijk is en bouwen daarop verder. Die afwisseling, tussen het bombastische Amerikaanse denken enerzijds en de Vlaamse bescheidenheid anderzijds, maakt het net super boeiend voor mij.”

Zie je je in de toekomst permanent in de VS wonen en werken?

“Dat is een moeilijke. Een van de belangrijkste redenen waarom werken in de States zo interessant is, is omdat investeerders daar sneller een risico durven nemen, wat het makkelijker maakt voor een jong bedrijf als Genvision om van de grond te komen. En zij hebben ook graag dat wij zoveel mogelijk ter plekke aanwezig zijn en dat proberen we dan ook te doen. Het afgelopen jaar hebben we ongeveer 50% van onze tijd in New York gespendeerd. Maar ik heb aan de andere kant wel gemerkt dat ik nog steeds ontzettend graag in België ben om te kunnen genieten van mijn vrienden en familie. Dat vind ik een zeer waardevol aspect aan het leven en zal dat ook altijd blijven koesteren.”

Welke tips zou je geven aan jonge ondernemers die ook naar de VS zouden willen gaan om er een hun ondernemersdroom na te jagen?

“Om te beginnen heb je sowieso een beurs nodig. Anders is het vrijwel onmogelijk om alle kosten te dekken die komen kijken bij het oprichten van een business. Gelukkig zijn er op dat vlak heel wat mogelijkheden. New York is een heel toffe stad om te verblijven. Tenminste als je veel geld hebt, want het leven is er extreem duur.”

“Bovenal moet je proberen om zoveel mogelijk te netwerken. Want hoe meer mensen je onderweg leert kennen, des te makkelijker kan je stappen zetten in je ondernemersdroom. En ook nu volgt weer een platitude, maar in New York zijn de typische rooftopparty’s erg gangbaar. Amerikanen werken ongelooflijk hard, maar dat vangen zij dan weer op met momenten van decompressie. Na een lange werkdag, die vaak twaalf uur of langer in beslag neemt, komen mensen samen op een chic feestje om te netwerken. Het vormt eigenlijk een onderdeel van hun werkcultuur, dus het is niet zo dat ze telkens compleet uit de bol gaan. Maar de mensen die je op zo’n events tegenkomt, zijn potentiële investeerders. Zie het als een soort opportuniteit om op termijn te groeien als bedrijf. Let wel: voor een cocktail op zo’n netwerkfeestje betaal je al gauw dertig dollar. Een hele investering dus. (lacht).”