’t Veer Bamelis 22

Maatwerkbedrijven springen op de trein van de technologische vooruitgang

MENEN - Ook maatwerkbedrijven zien het als een opdracht om zichzelf permanent heruit te vinden. Via het Europese  platform CoVaTTI, dat tot stand kwam dankzij Europese EFRO-steun, wordt de lat hoger gelegd op het vlak van technologische innovatie en integratie. Via zogenaamde proeftuinen (Mariasteen, Oesterbank, WAAK) worden ook ervaringen uitgewisseld met andere leden van het netwerk voor maatwerkbedrijven 4Werk.

4Werk beschouwt het als zijn plicht om op technologisch vlak stappen vooruit te zetten als ze haar rol van betrouwbare toeleverancier voor de West-Vlaamse maakindustrie kracht wil bij zetten. Een gesprek met Gunther Bamelis (’t Veer, Menen en voorzitter van het CoVaTTI-project voor 4Werk) en projectleider Bart Neels. “Wie niet mee is, is gezien.”

 

-Hoe is het project CoVaTTI precies ontstaan?

-Gunther Bamelis: Alles is begonnen bij een eerder project onder de noemer TTI. Ook al een Europees EFRO-project. TTI staat voor toegepaste technologische innovatie. Het was Walter Bilcke van het maatwerkbedrijf Sowepo uit Poperinge die destijds (2016) als voorzitter van 4Werk dit project in goede banen heeft geleid. Toen werden er 6 ‘proeftuinen’ opgestart in samenwerking met 6 maatwerkbedrijven. We hebben daar met zijn allen veel uit geleerd. CoVaTTI situeert zich in het verlengde van TTI. Daarbij zijn we uitgegaan van de opgedane ervaring met de bedoeling een nieuwe stap vooruit te zetten als het om technologische innovatie gaat. POM West-Vlaanderen en 4Werk hebben zich achter het initiatief geschaard en er mee hun schouders onder gezet. Met CoVaTTI hadden we van meet af aan een uitgesproken ambitie: het mocht vooral geen copy paste worden van het vorige project. We streefden eerder naar een copy adapt. Veel meer maatwerkbedrijven, klein of groot, stapten ook mee in het nieuwe initiatief. In totaal liefst 24 maatwerkbedrijven uit de provincie. De finale ambitie van CoVaTTI was duidelijk omschreven: hoe kunnen we bepaalde nieuwe technologische toepassingen integreren en implementeren in onze werking? Om dat te bereiken hebben we opnieuw 3 proeftuinen opgestart (bij WAAK, bij Mariasteen en bij de Oesterbank) en hadden we ook nood aan een voltijdse coördinator. Bart Neels heeft die rol met succes opgenomen.

-Bart Neels: Ik had het voordeel van de ervaring op het terrein. Ik werkte in een eerder leven, en altijd in een technologische omgeving, onder meer voor Philips  in Brugge, het technologiecentrum Sirris van Agoria en bij het maatwerkbedrijf Mariasteen. Binnen CoVaTTI streven we naar shared engineering. Zeg maar zoveel mogelijk ervaringen en kennis delen met elkaar, maar ook met anderen (denk aan hogescholen of kennisinstellingen bijvoorbeeld). Belangrijk was de achterliggende gedachte: een open source creëren.

-Een EFRO-dossier rond krijgen, is geen evidentie. Hoe is dat proces verlopen?

-Gunther Bamelis: Het was een zwaar proces. Op Europees niveau spreken ze ook niet altijd de taal die wij op het terrein spreken. Enfin, we hebben he toch allemaal rond gekregen op goed zes tot acht maanden tijd, en dat met dank aan POM West-Vlaanderen die het dossier administratief getrokken heeft.

-Eind mei loopt CoVaTTI op zijn einde. Moet er een vervolg komen?

-Gunther Bamelis: Gezien de opgedane ervaring en de positieve evaluatie, hopen we daar alvast op. Alweer moet het de bedoeling zijn om een stap vooruit te zetten. Samen met POM en met onze maatwerkbedrijven die lid zijn van 4Werk, zouden we graag een nieuwe interactie zien ontstaan met Nederland, dat ook heel veel ervaring heeft met integratie van technologie op de arbeidsvloer. We denken, gezien het een project tussen twee landen betreft, aan een Interreg-project (Interreg is een Europees subsidieprogramma voor samenwerking tussen diverse partijen over de landsgrenzen heen, nvdr).

De nood aan goede begeleiding

-Als buitenstaander zou je geneigd zijn te denken dat streven naar technologische integratie, haaks staat op de feitelijke vaststelling dat maatwerkbedrijven aan de slag gaan met mensen die nu eenmaal een afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Of met andere woorden: wat een nobele ambitie is  op papier, werkt misschien wel niet zo eenvoudig in de praktijk?

-Bart Neels: Mijn ervaring in tal van bedrijven leert dit: ook in de reguliere sector stuit het introduceren van technologie altijd op een zekere weerstand. Daar is dus niets mis mee. De vraag is, in het geval van de maatwerkbedrijven,  alleen: wat is haalbaar en wat niet? We hebben geleerd dat er ruimte was voor vernieuwing, zij het onder één voorwaarde: alles staat op valt met een goede  introductie van een nieuwe werkwijze op de werkvloer. Daar en nergens anders ligt de key van het hele verhaal. De begeleiders hadden een cruciale rol: technologie toegankelijk maken bij mensen die niet gewoon waren er mee om te gaan. Ik kan vandaag op basis van ervaring  zeggen: dat is bijzonder goed gelukt. Een eresaluut dus aan de begeleiders on the floor, zij hebben de uitgewerkte ideeën samen met de medewerkers uitgetest en bijgestuurd om zo stap voor stap tot haalbare oplossingen te komen. Eerst eenvoudig, en dan beetje bij beetje de lat durven hoger leggen. Een voorbeeld: bij de multinational Thule (ook in Menen) hebben we via schermtechnologie digitale werkinstructies geïntroduceerd die op het juiste moment in het assemblageproces de nodige uitleg verschaffen. We hebben intern ook de nodige evaluaties gemaakt. De conclusie luidde dat de medewerkers bijzonder snel hebben geleerd. Bij Thule is de productie op korte tijd verdubbeld. Dankzij technologie konden we deze stijging grotendeels handhaven door het inschakelen van medewerkers die we daar anders niet zouden kunnen plaatsen. Daarenboven werd de efficiëntie opgedreven.

-Gunther Bamelis: Om bepaalde processen aan te leren, hadden we in principe op drie weken gerekend. Terwijl het al binnen de week onder controle was. De spin-off of de hefboom van technologische integratie is enorm. Zonder overdrijven: iedereen wordt er beter van. De instructeurs worden minder belast, de werknemers schuiven een trapje hoger en er ontstaat zo ook een grotere instroom van nieuwe mensen aan de onderzijde. Finaal zijn ook de bedrijven winnaars van dat alles want ze krijgen een grotere groep van mensen die voor meer zaken inzetbaar zijn.

Een noodzakelijk leerproces

-De proeftuinen zijn de laboratoria waar alles wordt aangeleerd. Hoe groot is de bereidheid om te leren en om bij te leren?

-Bart Neels: We hebben alvast weinig weerstand ondervonden. Dat heeft zijn reden. Vergeet immers ook het psychologische impact niet: de mensen die de sprong maken, hebben ook meer voldoening van hun werk. Voorwaarde is ook altijd dat je de lat nooit te hoog mag leggen. Training of opleiding ‘op maat’ is in dit verband erg belangrijk. In dit verband hebben we met succes een eenvoudig e-learning softwarepakket gebruikt dat ook al bij de Kringloopwinkels zijn diensten al had bewezen.

-Gunther Bamelis: Bij dergelijke trajecten hoort altijd een dosis trial and error, daar kan je niet om heen. We zijn op dat vlak ook na twee jaar nog altijd een beetje zoekende: wat wel en wat niet? Wat zeker werkt is mensen triggeren, om hun werk ook aangenamer en efficiënter te maken. Maar je mag ook niet uitgaan van het principe dat alles wel voor iedereen zal werken. Dat werkt zo niet.

-Bart Neels: Binnen het e-learning traject ging het daarom niet enkel over de didactische tools maar werd ook aandacht besteed aan hoe dit past binnen het hele personeelsbeheer. Zoals: wat is basiscompetentie van persoon x, y of z, welke opleiding heeft hij of zij genoten, wat zijn de individuele behoeftes en ambities? Dit soort zaken. Het gaat met andere woorden om veel meer dan allen maar om het integreren van technologie, meer dan om een rigide stappenplan op papier. Zonder de mens in kaart te brengen, zal het niet lukken.

Geslaagde voorbeelden

-Het hele concept van CoVaTTI is gebaseerd op zogenaamde proeftuinen, waar technologie wordt uitgetest met de bedoeling ze ook in de praktijk toe te passen. Kan u eens een paar voorbeelden geven?

-Bart Neels: West-Vlaanderen telt 83.310 hydranten of brandkranen. De controle en het onderhoud van die hydranten gebeurt door maatwerkbedrijven. Op die manier helpen zij gemeentebesturen bij het beheer van hun hydranten. Er werd in het kader van CoVaTTI een nieuwe app ontwikkeld zodat voortaan real-time informatie aangeboden kan worden aan lokale besturen, de waterbeheerders en de brandweer. Die app werkt sinds begin dit jaar. Daar zijn we best fier op. Andere voorbeelden van  CoVaTTI projecten zijn onder meer een zelfsturende ‘andon’  en een rapid prototyping en data- en instructiebeheer naar de werkvloer.

Technologie helpt een handje

-Is CoVaTTI ook tot stand gekomen omdat de markt, de klanten uit de reguliere economie, daarop aandrongen?

-Gunther Bamelis: Ik denk dat de behoefte om verder te gaan dan eenvoudige operaties uit te voeren, vooral gegroeid is vanuit onze eerste ervaring met TTI. Dat smaakte naar meer. Ook voor maatwerkbedrijven geldt het adagio dat stil staan gelijk staat aan achteruit gaan. We horen bij onze klanten al jaren spreken over Industrie 4.0 of over Internet of Things. Het is in dat geval eenvoudig: ofwel blijf je aan de zijlijn luisteren, ofwel probeer je in het kielzog mee te evolueren naar meer en beter en efficiënter. De maatwerkbedrijven, groot of klein, hebben een keuze gemaakt voor optie twee. We zijn dus mee op de trein gesprongen. Het was een must, wilden we niet worden losgereden uit het peloton. We proberen nu met vallen opstaan de kloof te dichten tussen onze snelheid van Industrie 2.0 naar die van onze klanten met Industrie 4.0. En we voelen dat we daar stap na stap ook in slagen. Ik zou zeggen: we hebben al 3.0 bereikt (lacht). Dat gevoel van closing the gap heeft een enorm positief impact op de organisatie en op de mensen. Ze worden er allebei sterker van. Als dat niet mooi is? Voor de organisatie betekent het dat er meer mensen getriggerd worden om te werken. Voor de mensen zelf betekent het dat ze het beste uit zichzelf halen. Last but not least zijn ook de klanten de grote winnaars.

-Waar kunnen jullie, op basis van de opgedane ervaring, nog dromen voor de nabije toekomst? Horizon 2030 zeg maar.

-Bart Neels: Het eigene aan technologie is dat ze nooit ophoudt te evolueren. Het is dus evident dat ook de maatwerkbedrijven mee zullen evolueren. Daarnaast moeten we de maatwerkbedrijven nog meer met elkaar connecteren, zodat ze leren van elkaar. Die samenwerking moeten we cultiveren.

-Gunther Bamelis: Ik verwacht persoonlijk ook veel van een uitwisselingsproject met POM en met de Nederlandse evenknie. Elk proces van vooruitgang moet ook altijd gebeuren in samenspraak met de reguliere economie.

-Bart Neels: Om het met de woorden van onze website te zeggen: Technologie helpt een handje. Als de maatwerkbedrijven van die gedachte genoeg doordrongen blijven, ziet de toekomst er voor de sector bijzonder rooskleurig uit.

(KC)

info: zie website 4Werk