lippens maurice

Maurice Lippens gaat vrijuit in Fortis-dossier

KNOKKE - De strafvordering in het onderzoek naar de teloorgang van Fortis, nu bijna 12 jaar geleden, is verjaard. In dat dossier had de onderzoeksrechter zeven ex-bestuurders van de Fortis-groep en Fortisbank in verdenking gesteld. De reden of de aanleiding: zij zouden de beleggers onvoldoende geïnformeerd hebben. Dat leidde destijds op een algemene vergadering naar ongeziene en zelfs potsierlijke taferelen van woede uitbarsting. Knokkenaar Maurice Lippens, één van de zeven, heeft altijd zijn onschuld staande gehouden.

Het gerechtelijk onderzoek naar de val van Fortis ging in oktober 2008 van start en spitste zich voornamelijk toe op de periode september 2007-april 2008. In die periode plande Fortis een belangrijke kapitaalsverhoging. Die kwam er in september 2007. Het gerechtelijk onderzoek, concentreerde zich vooral op het gebrek aan transparante communicatie in hoofde van het bestuur. Zij zouden de beleggers een rad voor de ogen hebben gedraaid en hen onvoldoende geïnformeerd hebben over de risico's. Daarbij werd onder meer verwezen naar de vastgoedcrisis in de Verenigde Staten ten tijde van de overname van ABN Amro maar ook naar de financiële malaise die er algemeen zat aan te komen.

De rol van het parket

Al in 2018 liet het parket de aanklacht tegen het zevental vallen. Op dat moment stelde parket woordvoerster Inge Van Wymersch dat het laten verjaren van de zaak absoluut geen bewuste strategie van het parket was geweest. “Het onderzoek was erg complex en delicaat, en daar is dus ook tijd voor nodig. De topprioriteit, het vergoeden van de slachtoffers, dat wordt ook de realiteit, dus op dat vlak is alles in orde. Het parket moet altijd een realistisch standpunt innemen.” Dat zei de parketwoordvoerster destijds. “In de loop van tien jaar kan het natuurlijk gebeuren dat men van standpunt verandert. Een analyse, ook van de economische situatie, heeft gemaakt dat we dus niet langer om de vervolging van de toenmalige Fortistop vragen.”

Belangrijk in die besluitvorming was het feit dat in Nederland een schikking was afgesloten waarbij zo’n 290.000 beleggers zich aanmeldden om een schadevergoeding te krijgen voor een totaalbedrag van 1,3 miljard euro. Het grootste deel van de aandeelhouders die zich burgerlijke partij hadden gesteld, hadden die schikking aanvaard en trokken hun burgerlijke partijstelling in. Een 150-tal aandeelhouders besloot de schikking niet te aanvaarden en drong aan op een doorverwijzing en een proces voor de correctionele rechtbank.