Voor uitzendgroep Randstad gold de West-Vlaamse vraag naar interimarbeid jarenlang als richtinggevend voor heel Europa. Ook bij ING keken ze naar de kredietvraag in Kortrijk om te weten waar de economie naartoe ging. Een sluitende verklaring daarvoor is er niet.
“Wist u dat we in het verleden altijd naar West-Vlaanderen keken als indicator? Als de economie daar begon aan te trekken, ging dat als een golfje door heel Europa.” Het is een opvallende uitspraak van Sander Van ’t Noordende, de Nederlandse CEO van uitzendreus Randstad, in zakenkrant De Tijd. West-Vlaanderen als gidsland voor de rest van Europa?
Het was Jan Denys, de voormalige arbeidsspecialist bij Randstad, die de vaststelling destijds maakte. “Als de uitzendarbeid in West-Vlaanderen na een recessie weer aantrok, volgde de rest van Europa. Een duidelijke verklaring waarom West-Vlaanderen die rol had, heb ik niet gevonden”, zegt Denys. “Dat effect was vooral in de periode 2000-2010 groot. De uitzendsector loopt sowieso voorop, omdat bedrijven eerst een beroep doen op uitzendarbeid als het beter gaat.”
Peter Vanden Houte, hoofdeconoom van ING België, heeft een gelijkaardige anekdote. “De CEO van ING was tot 2007 de West-Vlaming Luc Vandewalle. Als die wou weten waar het met de economie in België heen ging, dan keek hij altijd eerst naar de kredietvraag van het ING-kantoor in Kortrijk. Als de vraag daar aantrok, volgde met wat vertraging de rest van België.” Vanden Houte vermoedt dat het effect ontstond doordat West-Vlaanderen altijd wat industriëler is gebleven en heel exportgericht, met een aantal grote machineproducenten die de conjunctuurveranderingen sneller voelen. Maar een sluitende verklaring heeft hij niet.
Krappe arbeidmarkt
Waar wel een goede verklaring voor bestaat, is het fenomeen dat het Belgische ondernemersvertrouwen jarenlang vooropliep op de economische conjunctuur in de rest van Europa. “Financieel nieuwsagentschap Bloomberg besteedde destijds heel wat aandacht aan de publicatie van het Belgische ondernemersvertrouwen, omdat die richting gaf aan de Europese economie en dus de financiële markten”, weet Bart Van Craeynest, hoofdeconoom bij ondernemersorganisatie Voka. “Dat komt omdat de Belgische industrie gespecialiseerd is in halffabrikaten, tussen grondstof en eindproduct in. Die halffabrikaten gaan van chemieproducten over stalen platen tot auto-onderdelen. België speelde die rol ook door zijn zeehavens, die geografisch de toegangspoort vormen tot de Duitse industrie.”
Als een Duitse autofabrikant verwacht dat de vraag naar auto’s aantrekt, dan moet hij eerst staal en kunststofkorrels bestellen voor de carrosserie en het interieur. Weken voordat de wagen van de band rolt in Duitsland, moet de Belgische toeleverancier dus in gang schieten. In België werd het economische herstel of de vertraging daardoor sneller gevoeld dan in de rest van Europa. “Dat effect is de voorbije jaren wel fors afgenomen”, zegt Vanden Houte. “Het gewicht van de industrie in België is veel minder groot. In Duitsland is de industriële productie de afgelopen vijf jaar ook met 20 procent afgenomen.” Daardoor heeft Duitsland minder behoefte aan halffabrikaten, en bovendien kan het die uit steeds meer andere landen halen, zoals Oost-Europa of China, dat ook in bulk chemieproducten aansleept.
Opvallend is wel dat de grote chemie- en staalfabrieken zich rond Antwerpen en Gent bevinden, niet in West-Vlaanderen, dus het effect van haven en chemie speelt daar minder. Toch kan zowel Van Craeynest als Vanden Houte zich vinden in de uitspraak van de Randstad-topman over de West-Vlaamse uitzendsector. “In West-Vlaanderen is de arbeidsmarkt al jaren heel krap. Er is bijna geen werkloosheidsreserve. Als de conjunctuur dan aantrekt, moeten industriële bedrijven meteen een beroep doen op uitzendarbeid”, ziet Vanden Houte als verklaring. Ook Van Craeynest vermoedt dat we de verklaring in de richting van de krappe arbeidsmarkt moeten zoeken.