Het dossier rond Oilchart International NV, een Antwerps bedrijf dat handelt in bunkerbrandstof voor schepen, begon jaren geleden als uitloper van het grote milieuschandaal rond Asfalt Lake Recovery (ALR) op het eiland Curaçao, op de Nederlandse Antillen. ALR was aangesteld om het asfaltmeer in de hoofdstad Willemstad te saneren. “Het asfaltmeer is ontstaan doordat het bedrijf Shell petrochemisch afval in de mangrove gedumpt heeft”, legde de procureur eind april uit, toen Oilchart en haar zaakvoerders voor de rechter verschenen in Antwerpen.
In het asfaltmeer op Curaçao is naar schatting 34.000 ton chemisch afval gedumpt, er liggen autowrakken er werd . De asfalt, die wellicht erg verontreinigd is, wordt verwerkt tot stookolie door er verdunningsmiddelen (cutter stocks) aan toe te voegen. Die stookolie wordt vervolgens verkocht als bunkerbrandstof voor de scheepvaart. Volgens het parket in Antwerpen leverde Oilchart de cutter stocks aan ALR, dat zorgde voor de vermenging waarna Oilchart het product ons land invoerde als ‘Fuel Oil number 6’.
3,7 miljoen euro
Oilchart en zaakvoerders werden vervolgd voor de invoer van afvalstoffen van Curaçao naar België zonder voorafgaandelijke kennisgeving en dit voor drie transporten. “Als iets met een afvalstof vermengd wordt, wordt dat per definitie ook een afvalstof”, was de procureur van oordeel. “Fuel Oil number 6 is daardoor niet meer of minder dan een afvalstof.” De zaakvoerders van Oilchart waren daar volgens de aanklager ook goed van op de hoogte, ze citeerde uit communicatie waarin het ging over ‘curarommel’. Tegen de zaakvoerder had de procureur drie jaar cel geëist, zijn medezaakvoerster riskeerde een jaar gevangenis, hun firma een boete van 500.000 euro. Het parket had ook de verbeurdverklaring van 3.693.609 euro gevorderd, het bedrag dat Oilchart als illegaal vermogen zou hebben verdiend met de transporten.
De beklaagden hadden tijdens de zaak in april de vrijspraak gevraagd. Volgens hen was Fuel Oil number 6 geen afvalstof, de rechtbank gaf hen daarin gelijk. “De beoordeling of een product, een mengsel of een stof al dan niet een ‘afvalstof’ is, is een feitenkwestie. De rechtbank oordeelde dat geen ‘afval’ werd ingevoerd waarvan de beklaagden zich wensten te ontdoen, maar dat het een grondstof betrof die door middel van een behandeling bruikbaar kan gemaakt worden zonder dat dit een gevaar oplevert voor de menselijke gezondheid of nadelige gevolgen heeft voor het milieu”, legt de rechtbank uit.
Kabinet van de minister
De rechters steunen daarbij op het feit dat zowel de Afdeling Milieuhandhaving Milieuschade en Crisisbeheer, als de Vlaamse Minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme tot eenzelfde besluit waren gekomen. “Zij oordeelden toen ook reeds dat de Fuel Oil een grondstof was en geen afval”, klinkt het. Oilchart en de zaakvoerders werden vrijgesproken, ook aan valsheid in geschriften maakten ze zich volgens de rechtbank niet schuldig. De speurders hadden tijdens het onderzoek aanwijzingen gevonden dat de adjunct-kabinetschef van toenmalig minister van Leefmilieu Joke Schauvliege (CD&V) door de mensen van Oilchart misleid was met een vervalst onderzoeksrapport, waardoor de minister een brief tekende waarin ze stelde dat het product als grondstof (en dus niet als afvalstof, red.) beschouwd moest worden. “. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bewijs was van valsheid in geschriften en gebruik.”