Het reële loon van Belgische werknemers gaat er in 2018 met amper 0,1 procent op vooruit. Dat blijkt uit cijfers die de Britse vakbond TUC op zijn website heeft geplaatst. Ons land bungelt daarmee helemaal onderaan het Europese klassement. Maar Zwitserland, Spanje, Italië en het Verenigd Koninkrijk doen het nog slechter.
De Britse vakbond ‘Trade Unions Congress’ (TUC) baseerde zich voor de berekening op cijfers van de Oeso. Op een totaal van 32 landen staat ons land op een 28ste plaats. Het reële loon – rekening gehouden met de inflatie – stijgt hier volgend jaar met amper 0,1 procent. Het gemiddelde voor de eurozone bedraagt 0,6 procent.
Voormalige oostbloklanden maken inhaalslag
Traditionele lagelonenlanden als Hongarije, Letland of Polen staan helemaal op kop van de lijst, met groeiprojecties rond de 4 procent. Maar die landen hebben gemiddeld veel lagere lonen en zijn aan een inhaalbeweging bezig. Maar ook landen waar de lonen vergelijkbaar zijn met de onze doen het een pak beter. De Nederlanders zien hun loon er volgend jaar bijvoorbeeld met 1,1 procent op vooruit gaan, de Duitsers met 0,9 procent en de Fransen met 0,8 procent. Ook niet-Europese landen als Australië (0,4 procent) of Canada (1 procent) doen het beter.
Maar het kan ook slechter. Onze lonen gaan er nog licht op vooruit, maar de Spanjaarden, Italianen en de Britten gaan er in 2018 volgens de voorspellingen zelfs op achteruit. Het Verenigd Koninkrijk is de grote verliezer, met een daling van het reële loon met 0,7 procent. Dat is volgens TUC te wijten aan de brexit, omdat de inflatie torenhoog is sinds de Bitten efvoo hebben geopteerd de EU te verlaten. De vakbond ziet ook niet meteen verbetering: volgens de huidige voorspelling herstelt het loon zich pas vanaf 2025, klinkt het.