Het Antwerpse provinciebestuur en de gemeenten langs de N10 Lier-Aarschot willen eenzelfde aanpak van de leegstand van handelspanden in gemeentelijke centra. Ze zaten daarvoor vandaag een eerste keer samen in Heist-op-den-Berg. “Aan de rand horen winkels thuis die zaken verkopen die niet in een boodschappentas passen, en in het centrum gaat het bij voorkeur om winkels met producten voor dagelijks gebruik”, zegt gedeputeerde van Economie Ludwig Caluwé. Anders gezegd: aan de rand doe-het-zelf zaken en tuincentra en in het centrum schoenen en kledij.
Leegstand in de kernen heeft vele oorzaken. Grootschalige projecten in de rand zijn daar één van. De snelle retailontwikkeling aan de steenwegen heeft niet alleen economische gevolgen, maar heeft ook impact op ruimtelijke ordening en mobiliteit. Daarom is het belangrijk dat provincies, gemeenten en diensten samenwerken rond al deze verschillende thema’s, vindt het provinciebestuur.
Testcase
Met het project ‘Baanwinkels en gemeenten op één lijn’ bundelen de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen de krachten, samen met de betrokken gemeentebesturen. Ze krijgen hiervoor een financiering vanuit Vlaanderen en Europa. Als testcase werd de N10 geselecteerd. Het baanwinkelproject stimuleert het onderling overleg tussen de gemeenten en wil verhinderen dat gemeenten elkaar onderling beconcurreren. Het doel is om een evenwicht tussen de grootschalige baanwinkels en detailhandel in de kernen te krijgen.
Hoe dat allemaal concreet gaat lopen, staat nog niet vast. Alleszins moeten de bevindingen van dit proefproject als voorbeeld dienen voor andere gemeenten en provincies.