De indicator die het vertrouwen meet, stagneerde in augustus op -14,9. In september volgde een lichte opvering tot -14,4, maar in oktober is hij verder weggezakt tot -16,8.
Het zijn vooral de bedrijven in de dienstensector die wegen op het vertrouwen. Het verbeterde sentiment in september was volledig aan hen toe te wijzen, maar de opflakkering blijkt van korte duur. De indicator, die vorige maand van -9 naar -0,9 was gestegen door positievere inschattingen over de hele lijn, daalt tot -14,2.
Dienstenbedrijven beoordelen hun huidige activiteit aanzienlijk slechter, net als de vooruitzichten op dat vlak. Ook de inschatting van de vraagvooruitzichten daalt, maar in mindere mate.
Ook de in de bouw en de handel is het ondernemersvertrouwen in oktober weer wat verslechterd. Op alle vlakke tonen de bedrijven in die sectoren zich somberder. In de handel dalen vooral de werkgelegenheids- en vraagvooruitzichten, aannemers waren met name negatiever over de vraagvooruitzichten en de beoordeling van de orderpositie.
In de industrie blijft het vertrouwen stabiel. Bedrijven in de verwerkende nijverheid zijn iets positiever over hun vraagvooruitzichten, maar wel negatiever over de toekomstige werkgelegenheid.
Wel blijkt dat fabrieken op een lager pitje draaien: de industrie gebruikte in oktober 74,4 procent van de beschikbare productiecapaciteit (seizoensgezuiverde bezettingsgraad van het productievermogen). “Een dergelijk laag peil werd sinds de zomer van 2020 niet meer opgetekend”, zegt de Nationale Bank.