made Rudy Aernoudt. Foto: Joris Herregods

COLUMN. “Partijbeloften zijn er om stemmen te winnen, maar ook daar komt de KMO slechts heel beperkt aan bod”

Rudy Aernoudt is professor, schrijver, filosoof, econoom en columnist. Elke maand kruipt hij minstens één keer in zijn pen om een kritische column te schrijven voor alle regio's van Made in.

Om de vier jaar hebben we de illusie dat we iets te zeggen hebben over wie ons land moet besturen de komende jaren. Ik zeg illusie, want na de verkiezingsdag komt de tweede ronde die lang kan duren maar waarbij partijen, en niet de kiezer, de macht hebben. Maar voor wie moeten we stemmen?

Je kan natuurlijk niet verwachten dat ik je stemadvies geef. Eerlijk gezegd weet ik zelf nog niet voor wie ik zou moeten stemmen. Met deze column wil ik enkel de partijbeloften even bekijken vanuit de hoek van de KMO. Let op: beloften zijn niet hetzelfde als realisaties en de partijen zullen na de verkiezingen stellen dat ze in een coalitie altijd water bij de wijn moeten doen. Soms is de smaak van de wijn zelfs heel ver te zoeken.

De KMO-partijprogramma’s

CD&V wil de roerende voorheffing op interesten, dividenden en andere terugkerende inkomsten van roerende goederen en kapitalen van 30% naar 25% verlagen. Dit tarief wordt dan gebruikt voor alle vermogensinkomsten. Gerealiseerde meerwaarden op aandelen, obligaties en andere financiële producten zouden worden belast tegen 15%. Tegelijkertijd zullen bestaande belastingen op vermogen of vermogenstransacties uitdoven. Om te vermijden dat aandeelhouders van een vennootschap die activiteiten uitoefent in België een zetelverplaatsing naar het buitenland kunnen aanwenden om roerende voorheffing in België te ontwijken, wordt een zetelverplaatsing gelijkgesteld met een vereffening. Die geeft dan weer aanleiding tot een belastbaar dividend dat onderworpen is aan roerende voorheffing.

Groen wil het fiscaal onderscheid tussen inkomsten uit arbeid en inkomsten uit kapitaal wegwerken. Tevens wil de partij vermijden dat mensen een vennootschap oprichten met als hoofddoel minder belastingen te moeten betalen dan iemand anders voor hetzelfde werk. Ze willen anders gezegd de strijd aanbinden tegen de “vervennootschappelijking” zoals de partij dat noemt.

N-VA wil kleine ondernemingen met maximaal 50 werknemers laten genieten van een verlaagd tarief van 20% op een eerste schijf van 200.000 euro belastbare winst in plaats van de eerste 100.000 euro. Voorts wil de partij de belastingvermeerdering bij onvoldoende voorafbetalingen afschaffen voor zelfstandigen. Groeibedrijven zouden worden ondersteund door het reglementaire kader inzake privaks, beleggingsfondsen en aandelenspaarplannen te versoepelen, zodat meer investeringen richting niet-beursgenoteerde groeibedrijven vloeien.

Open Vld wil de verplichte wekelijkse rustdag of zondagsrust afschaffen. Ook wil de partij een zelfstandigenbonus invoeren in de vorm van een aftrek van 20% op de winst van een eenmanszaak, na aftrek van kosten en verrekenbare verliezen, met een maximum van €20.000, toepasbaar op de eerste €100.000 winst. Voorts is ze voorstander van het OESO-voorstel om de wereldwijde vennootschapsbelasting op multinationals van minimaal 15% in te voeren. Daarbij komen ze in de buurt van de KMO’ss die 20 tot 25% betalen.

PVDA pleit ook voor de invoering van de 15% minimumtaks, maar ook voor een miljonairstaks van twee procent op netto-vermogens boven de vijf miljoen euro.

Vlaams Belang pleit voor de verlaging van de vennootschapsbelasting naar 20%. Het minimumloon in Vlaanderen zou moeten stijgen met vijf procent.

Voor U stelt voor de subsidies af te schaffen en te vervangen door belastingvermindering.

Vooruit ten slotte wil dat bedrijfsleiders recht hebben op een sociaal vangnet wanneer hun onderneming het niet haalt of wanneer zij stoppen met werken. Voorts wordt het leven van zelfstandigen en KMO’s eenvoudiger gemaakt met een volledig vooraf ingevulde aangifte én automatische voorafbetalingen.

Mijn mening

Beloften zijn er om stemmen te winnen. Maar ook daar vind ik dat de KMO slechts heel beperkt, of soms zelfs niet, ter sprake komt in de verkiezingsprogramma’s. KMO’s genereren nochtans meer dan de helft van de totale toegevoegde waarde en zij hebben 65% van de actieve bevolking in dienst. Wat meer aandacht in het beleid zou dan ook meer dan normaal zijn.