Koen Dejonckheere heeft niets dan lof voor het ondernemerschap. De Vlaamse economie heeft zich in sneltreinvaart geïndustrialiseerd en toegevoegde waarde weten te creëren. In zoverre zelfs dat Vlaanderen heel wat wereldspelers telt.
Dejonckheere verwijst hier bij wijze van voorbeeld onder meer naar de agroalimentaire industrie die straks op de Olympische Spelen zelfs de grondstof (aardappelen) levert waarmee McDonald’s frietjes verkoopt. Maar hij wist evengoed op de sterkte en de troeven die die uitgaan van een eengemaakte haven (Antwerpen-Zeebrugge) of op de kracht die uitgaat van andere spelers in andere sectoren van de industrie. Dankzij innovatie en veerkracht, gekoppeld aan strategie, mag Vlaanderen tot de top gerekend worden in de wereld, zo vindt Dejonckheere die ook het onderwijs mee betrekt in het succes.
Grote uitdaging
Dejonckheere heeft het ook over de toekomst. Dé centrale vraag is, volgens hem, hoe we zoveel mogelijk toegevoegde waarde blijven halen uit mensen en kapitaal, en dat met respect voor klimaat, ethiek en maatschappij. “Onze welvaartstaat kan heel sterk blijven op voorwaarde dat onze industrie sterk blijft,” besluit de topman van de GIMV. “Hoog tijd dus voor een Vlaamse industriële renaissance. We hebben de mensen, we hebben de middelen, we hebben de brains en we hebben de goesting. Waar wachten we dus nog op.”