Aernoudt boek

Rudy Aernoudt pleit in open brief voor meer industrie

TORHOUT - Hoe staat het met de industrie in Europa en is er nog toekomst in deze geglobaliseerde wereld? De vraag is uitgegroeid tot een academische discussie. De West-Vlaamse academicus Rudy Aernoudt (afkomstig uit Torhout) heeft in een open brief zijn mening geventileerd in een goed onderbouwd pleidooi pro industrie. Rudy Aernoudt is professor economie aan UGent en de auteur van het boek 'Europa, een blik achter de schermen.'

De fundamentele vraag is inderdaad of er nog plaats is voor industrie in Europa. “De industrie had in het eerste decennium van de 21ste eeuw een kwalijke, vaak vervuilende reputatie. Men was ze liever kwijt dan rijk”, schrijft Aernoudt in zijn standpunt. “Tussen het jaar 2000 en 2010 verliet 40 procent van de ondernemingen met 50 werknemers of meer Europa geheel of gedeeltelijk. Ze trokken naar lage loon landen. Maar ook logistieke problemen, overdreven milieureglementering, administratieve lasten, fiscale reguleringen en het overwicht van de vakbonden duwden de industrie naar de uitgang. De industrie verdween, en dat was maar zo.”

Lage loon landen in Europa

Het resultaat van die exodus was dat het soortgelijk gewicht van de industrie in Europa minder dan 20 procent van het bruto binnenlands product (bbp) bedraagt. De ambitie moet erin bestaan om 25 procent te halen, vindt Aernoudt. “De wereld is veranderd”, schrijft hij. “Een container van China naar Europa verschepen is de jongste jaren duurder geworden, terwijl de Chinese loonkosten in tien jaar (tussen 2005 en 2016) met 300 procent stegen. De exodus viel stil in het vorige decennium. Naast de stijgende kosten maakt het belang van de ecologische voetafdruk en het bewustzijn van consumenten, dat offshoren niet interessant meer is. U kan opmerken dat de loonhandicap belangrijk blijft voor een bedrijf dat België, Duitsland of Frankrijk wegens de loonlasten heeft verlaten en nog altijd niet kan concurreren met de Chinese lonen. Dat klopt, maar als het loonverschil een doorslaggevende factor blijft, zoals bij massaproductie, zijn er ook in Europa lage loon landen, zoals Bulgarije, Kroatië of Roemenië. Daar liggen de loonkosten driemaal lager dan in België of Duitsland – 14 euro per uur tegenover 42 euro per uur. Het zijn landen die vandaag zonder problemen kunnen concurreren met China of Vietnam. In plaats van ze te subsidiëren, zouden we ze beter tot industriële oorden in Europa omturnen.”

Pleidooi voor digitalisering

Ook een ver doorgedreven digitalisering leidt er toe dat de arbeidskosten een almaar beperkter aandeel van de totale kosten uitmaken. “We kunnen de Europese industrie met een verdere digitalisering competitiever maken door samenwerking, allianties en ecosystemen”, stelt Aernoudt “Een sprekend voorbeeld is de alliantie die de Commissie op het vlak van chips en halfgeleiders opgezet heeft. Het marktaandeel van die strategische producten bedraagt nauwelijks 9 procent van de wereldwijde capaciteit. Door een alliantie van bedrijven uit de hele waardeketen in verschillende landen op te zetten, wil Europa dat opschroeven naar 20 procent in 2030. Het Leuvense Imec is een van de speerpunten.”

Zo’n filosofie weerspiegelt het doel om van Europa een thuis voor industrie te maken, zoals vooropgesteld in de door de Commissie in mei 2021 geactualiseerde industriële strategie. “Het herstelfonds van 750 miljard euro en het klimaatfonds van 72 miljard euro, gespijsd door emissierechten, moet de industrie ondersteunen”, aldus Rudy Aernoudt. “De green deal werd, als reactie op de Amerikaanse inflation reduction act, begin dit jaar omgedoopt tot de green industrial deal, met als doel ‘de concurrentiekracht van de Europese industrie te verbeteren en de overgang naar klimaatneutraliteit te vergemakkelijken’. In dat plan werden de regels voor staatssteun versoepeld – daarvan maken de lidstaten sindsdien gretig gebruik – en werden bijkomende fondsen vrijgemaakt.

Globale benadering

Impliceert Europa’s ambitie om het eerste CO2-neutrale continent ter wereld te worden dat de exodus van de industrie het best verder gaat? “Natuurlijk niet”, vindt Aernoudt. “Vervuilende industrie verder delokaliseren naar Aziatische oorden waar de milieu-reglementering minder streng is, is op planetair vlak nefast en economisch en strategisch onverantwoord. Produceren in China en van daaruit de Europese markt bedienen is niet de meest ecologische keuze.”

“De gewijzigde economische parameters en het nieuwe industriële beleid moeten er nu toe leiden dat Europa opnieuw industrialiseert”, besluit Aernoudt. “Een globale benadering, inclusief een vergunnings- en fiscaal beleid, is noodzakelijk om strategisch onafhankelijk te zijn. Een 100 procent diensteneconomie is geen duurzaam economisch model voor Europa. Een streefdoel van 20 tot 25 procent aandeel van de industrie in het bbp zou Europa duurzaam en strategisch onafhankelijker maken. Zo’n onafhankelijkheid is een noodzaak in de huidige geopolitieke context. We hebben de industrie nodig in Europa.”