bedrijvnterein

Interleuven werkt aan realisatie van bedrijventerreinen

bedrijvnterein

Interleuven presenteerde in Boortmeerbeek de resultaten en conclusies van het onderzoeksproject rond mogelijkheden en gemeentegrensoverschrijdende aanpak voor de realisatie van bedrijventerreinen. Met dit project en de publicatie Grenzeloos Ondernemen Stimuleren, een handleiding voor intergemeentelijke bedrijventerreinen reikt de intercommunale de gemeenten elementen aan die de realisatie op het terrein kunnen bewerkstelligen.

Interleuven groepeert de dertig gemeenten van het arrondissement Leuven en de provincie Vlaams-Brabant. Het project onderzocht ideale locaties voor intergemeentelijke bedrijventerreinen. Dat werd in een stappenplan en ruimtelijk datamodel gegoten. Ook andere projecten rond het thema bedrijfshuisvesting die in het actieplan ondernemingsvriendelijke gemeente van Agentschap Innoveren en Ondernemen werden uitgewerkt, kwamen aan bod. Die spelen concreet in op lokale aspecten.

In een workshop rond het ruimtelijk datamodel ontdekten de lokale besturen en andere instanties welke locaties het meest geschikt zijn voor een intergemeentelijk bedrijventerrein in de regio. Alle mogelijkheden en randvoorwaarden werden in kaart gebracht.

”Bedrijvigheid vraagt ruimte. In de kern, verweven met andere functies of in sommige gevallen noodzakelijkerwijs op een bedrijventerrein. Die ruimte is er niet altijd of is soms moeilijk te vinden. Lokale besturen kunnen hieraan werken door een (inter)gemeentelijk bedrijfshuisvestingsbeleid te ontwikkelen”, stelt Sabrina De Donder, communicatiemedewerkster bij Interleuven.

De intercommunale startte in 2014 met het onderzoeksproject. “Heel wat gemeenten ondervinden een nijpend tekort aan oppervlakte waar lokale ondernemers terecht kunnen om zich te vestigen, te herlokaliseren of uit te breiden. Interleuven merkt dat in het arrondissement de zoektocht naar een geschikte locatie voor bedrijvigheid geen gemakkelijke opdracht is. Daarom kiezen sommige gemeenten ervoor om geen eigen bedrijventerrein te ontwikkelen, hoewel ze toch meer ruimte willen voor lokale economische activiteiten.”